Het gezinshuisfestival: een feest van (h)erkenning

3 oktober, 2008

Zaterdag 27 september j.l. vierden we het eerste Gezinshuisfestival. Uit het hele land kwamen gezinshuisouders en –kinderen naar de Glind. Het was een prachtige dag waar we veel positieve reacties op hebben gehad.

 

Ik vond het opmerkelijk hoe ‘vol verwachting’ mensen waren toen ze in de Glind aankwamen. Uit verschillende gesprekken bleek dat het niet alleen maar ging om het programma, maar vooral om de wederzijdse ontmoeting; eindelijk eens al die andere gezinshuisouders en –kinderen ontmoeten.

 

Het leek alsof mensen zichzelf zagen in de ogen van de ander.

Zo reageerde men ook; je ervaart dat je herkent (en gezien) wordt als gezinshuisouder…..

Presentatie ‘de kracht van het gewone leven’ op Pleegzorg 2015

19 september, 2008

 

Pleegzorg 2015; onder deze titel was op donderdag 18 september j.l. een landelijk symposium voor de pleegzorg georganiseerd. In een volgeboekte Reehorst in Ede werd de deelnemers een heel gevarieerd programma voorgeschoteld.

Ik heb daar een lezing verzorgd met als titel ‘de kracht van het gewone leven’.

 

‘De kracht van het gewone leven’;

dat wou ik aan de man brengen. Een zaal  vol mensen kijkt je aandachtig aan. Pleegouders, directeuren van zorgaanbieders, pleegzorgwerkers etc. 

 

‘De kracht van het gewone leven’;

een mooie titel, maar wat heb je eraan als je niet helemaal fit bent. Ik had een zere keel en voelde een aardig griepje opkomen.

 

‘De kracht van het gewone leven’;
zet zo’n vijf- tot zeshonderd pleegouders in dezelfde zaal en je hoeft niet hooggevoelig te zijn om een bijzondere energie waar te nemen.

 

‘De kracht van het gewone leven’;
zo tegen 11.30 uur begint bij menigeen trek in een lekker broodje te ontstaan. De meeste mensen hebben er al een aardige dag opzitten; kinderen uit bed, ontbijten, naar school, dan in de auto naar Ede, inschrijven, de eerste lezingen en daar zit je dan om 11.30 uur. 

‘De kracht van het gewone leven’;
een methodisch concept dat appelleert aan een voortdurende bewustmaking van je passie en energie.

Residentiële zorg beter dan gedacht………

3 september, 2008

Residentiële jeugdzorg heeft in Nederland en daarbuiten een slechte naam. Jongeren met gedragsproblemen uit huis plaatsen zou ineffectief zijn. Sterker nog, er wordt wel beweerd dat jongeren vaak slechter uit het residentiële zorgtraject komen dan hoe ze erin gingen.

Maar in hoeverre is dit waar en niet meer dan een kwestie van negatieve beeldvorming, vroegen Erik Knorth, hoogleraar Orthopedagogiek en promotieonderzoeker Annemiek Harder zich af. Is het echt zo slecht gesteld met de residentiële jeugdzorg? Nee, ontdekten zij. Een groot aantal jongeren heeft wel degelijk baat bij deze vorm van jeugdzorg.

Nadere informatie over dit onderzoek is te vinden op

http://www.rug.nl/Corporate/nieuws/

 

Het is mooi dat er goed en gedegen gekeken wordt naar effecten op langere termijn. De (jeugd-) zorg wordt nog wel eens geregeerd (en gedicteerd) door korte termijn opvattingen en trends.

Op blz. 133 van dit omvangrijke onderzoeksverslag staat dat als hoofdconclusie uit dit onderzoek gesteld kan worden dat kinderen en jongeren na een periode van residentiële zorg vooruitgang boeken in hun psycho-sociale functioneren.

In de conclusie staat ook een soort karakteristiek van de gewenste behandel module:

          kleinschalig

          continuïteit en professionaliteit van de pleegouder

          aanvullende individuele therapie voor het kind en gezinstherapie voor het biologische gezin

          samenwerking met school, justitie en jeugdzorg

          coordinatie van de service/dienstverlening door een casemanager

 

Dat lijkt toch niet zo ingewikkeld.

Binnen ondernemende gezinshuizen geven we daar uitvoering aan.

 

Pareto heeft nog steeds gelijk…

29 juli, 2008

 

Maarten Faas, directeur-bestuurder van de LeoStichtingGroep, verzorgt een weblog ‘Bouwen aan de jeugdzorg’ op http://www2.informatienet.nl/localuser/weblog1/xoops/modules/news/

 

Op 21 juli j.l. postte hij daar een bericht met de titel: ‘Waar is de balans?’

Hij schetst daarin dat in de jeugdzorg succes voor 40% bepaald wordt door de gepleegde interventie en voor 60% door de persoon van de hulpverlener.
Dat spiegelt hij vervolgens aan het beleid van het ministerie van Jeugd en gezin.

 

Wij hebben een Ministerie van Jeugd en Gezin dat effectiviteit en professionaliteit wil stimuleren. Dat is een goede zaak. Voor effectiviteit is 45 miljoen euro uitgetrokken en voor professionalisering 1 miljoen euro.
Dus 1 miljoen euro voor 60% van de (algemene) succesfactoren in de jeugdzorg en 45 miljoen voor 40% van de (specifieke) succesfactoren in de jeugdzorg.’

                                                                                          (Maarten Faas)

 

Inderdaad; opmerkelijk.

De werkwijze van het ministerie doet sterk denken aan het Pareto-principe.

Vilfredo Pareto was een Italiaanse econoom die leefde van 1848 tot 1923.

Hij was de zoon van een Italiaanse vader, die vanwege zijn kritische houding in ballingschap verkeerde, en een Franse moeder. Tien jaar na Pareto’s geboorte keerde de familie terug naar Italië.

 

Pareto studeerde af als ingenieur en ging bij de spoorwegen werken, hetgeen hij meer dan twintig jaar volhield.

Pareto’s naam duikt nog steeds in de hedendaagse handboeken economie op.

De 80/20 regel of het Pareto-principe is ontdekt en uitgewerkt door  Pareto.

Het gaat ervan uit dat een klein aantal oorzaken (of inzet) verantwoordelijk is voor het grootste deel van de resultaten. Dus 80% van de omzet van je organisatie is afkomstig van slechts 20% van alle inspanningen.

20% van de kinderen in een klaslokaal veroorzaken 80% van het geluid etc.

Dat zet aan het denken, nietwaar? Of, draai het eens om: 20% van je diensten of producten levert 80% van alle omzet, 20% van je klanten bepalen 80% van je omzet, enzovoort.

 

De professionele wereld heeft zich aangepast aan deze wetmatigheid.

We zetten 80% van de middelen in voor 20% van alle zieken in Nederland. Binnen instellingen gaat veel professionele aandacht naar de grootste probleemveroorzakers; 80% inzet voor 20% van de klanten dus….

 

Terug naar het ministerie. Het succes in de Jeugdzorg wordt voor 60% bepaald door de persoon van de hulpverlener. Alleen al vanuit economisch perspectief zou het goed te verklaren zijn om 9,2 miljoen euro te besteden aan interventies (effectiviteit) en 36,8 miljoen aan professionalisering (de persoon).

 

Breken er dan toch mooie tijden aan?

 

 

 

Rompslomp of daadkracht; over de nota pleegouders

28 juli, 2008

 

Woensdag 23 juli j.l. reageerde minister Rouvoet op de nota met aanbevelingen om de positie van pleegouders te verbeteren. Hij wil met de provincies in overleg gaan, want het moet gemakkelijker worden voor de pleegouders.

De rol van pleegouders als belanghebbende partij wordt in de wet verankerd. Ook wil de minister dat het voor pleegouders duidelijk wordt waarom sommige kosten wel en andere niet worden vergoedt.

 

De nota met aanbevelingen is uitgebreid en divers. Wat mij opvalt, is het gemak waarmee pleegouders zich scharen binnen de gebruikelijke overlegstructuren, gebruiken, opvattingen etc.

 

De nota is vooral een reactie op de bestaande praktijk. Ik verwacht dan ook niet veel goeds van het overleg van de minister met de provincies. Het bestaande stelsel (regelingen, afspraken, kaders etc) is inmiddels al zo vaak bijgesteld, er is al zoveel aan geschaafd, dat de flexibiliteit en het aanpassingsvermogen behoorlijk is aangetast…

 

Ik vind dat pleegouders nadrukkelijker een eigen positie moeten opeisen in het speelveld. Gelet op hun inbreng en betekenis voor uit-huis-geplaatste jongeren, adviseer ik hen een eigenstandige positie op te eisen… en in te nemen!

Geen partner binnen ingewikkelde overlegcircuits, maar de rol van maatschappelijk ondernemer, die bepaalde verantwoordelijkheden op zich neemt en bevoegdheden toe-eigent.


Minder rompslomp; meer daadkracht!
 

 

 

 

Ondernemersenergie

10 juli, 2008

 

Vandaag hadden we een ontmoetingsbijeenkomst met onze startende zorgondernemers. Zo’n vijftien mensen waren uit verschillende delen van het land gekomen, om ideeën en vragen uit te wisselen, informatie te halen en plannen te maken.

 

Deze startende zorgondernemers zitten te popelen om te beginnen; portfolio en ondernemingsplan klaar, ideeën waar en hoe te starten, gesprekken met zorgaanbieders etc.

Wat bij zo’n bijeenkomst in ieder geval weer opvalt, is de eigenheid en het authentieke van deze mensen. Geen negen tot vijf mentaliteit, maar een houding die zegt: “kom op, we gaan aan de slag en maken er wat van…” Echte ondernemers dus. Dat werd ook duidelijk door een aantal robuuste en ‘wilde’ ideeën; “laten we het zelf doen”, “we starten met een…”, “we gaan Nederland veroveren”

 

Een kleine impressie van achtergronden: een ex-planner bij de Nederlandse spoorwegen, een pedagogisch medewerker bij een jeugdzorginstelling, een startend homeopatisch geneeskundige die als hobby Teakwondo beoefent en daarin Europees kampioene is geweest en een ex-brandweercommandant.

Daar halen we vertrouwen uit

11 juni, 2008

  

“Beste Gerard,

 

Hoe verder!!!!!!

Wij hebben nu zo ongeveer alles gehad wat in ons vermogen ligt om te starten met ons gezinshuis. Het laatste gesprek wat we hebben gehad is geweest met de Jeugdzorg in ……..”

 

Zo begon een email die Gerard één dezer dagen kreeg van een kandidaat gezinshuisouder. Men wil graag starten met een gezinshuis, maar kan verdwaald raken in alle bestaande opvattingen en regels. Ook kost het moeite om met zorgaanbieders en subsidieverstrekkers in gesprek te komen.

 

Tegelijk merken we dat er vertrouwen is in onze organisatie en in onze gezinshuisouders. Bijvoorbeeld bij de organisatie van het Gezinshuisfestival, welke een initiatief is van Gezinshuis.com en Fortis Foundation Nederland.

Martin Heldoorn van Fortis Foundation Nederland en Theo Hogeveen van Fortis Bank Barneveld werken mee in de voorbereidingsgroep. In de gesprekken in de voorbereidingsgroep valt veel waardering en vertrouwen te beluisteren in het ondernemerschap van gezinshuisouders.

Daarbij wordt het vanzelfsprekend gevonden, dat je het natuurlijke van een gezin kunt combineren met professionaliteit en ondernemerschap.

Dat vertrouwen werd ook toonbaar gemaakt in een flink budget wat we ontvingen van Fortis Foundation voor de organisatie van het festival.

 

Daar halen we vertrouwen uit! Én energie!

 

 

Beroep: gezinshuisouder.

25 maart, 2008

  Gezinshuizen – wat bezielt mensen om een gezinshuis te starten en vooral: hoe houden ze de boel draaiend?

Deze vraagt ‘leeft’ in de omgeving van gezinshuisouders; bij de eigen familie, vrienden en kennissen, bij belanghebbende organisaties en instellingen. Wanneer gezinshuisouders daar antwoord op geven, gaat het vaak over het aantrekken van het lot van deze kinderen, over ‘iets willen betekenen’, over empathie, warmte, betrokkenheid etc.

Die passie, die levenskracht is de energiebron onder de gezinshuizen; lijkt ook het belangrijkste wat telt. Ik heb me afgevraagd of je dat ook professioneel kunt uitdrukken; of je die betrokken houding professioneel kunt verankeren; of je het beroep van gezinshuisouder er beter mee kunt schragen. 

Mischa de Winter is faculteitshoogleraar Maatschappelijke opvoedingvraagstukken aan de Universiteit Utrecht. Hij geeft onderwijs en doet onderzoek op het terrein van maatschappelijke opvoedingsvraagstukken, jeugdbeleid en sociale participatie. Ongeveer een jaar geleden vertelde hij me dat je onderscheid kunt maken tussen specifieke en a-specifieke professionaliteit.

Specifieke professionaliteit is die professionaliteit die specifiek geld voor een bepaald gebied of thema en omschreven en vastgelegd is in een systeem. De a-specifieke professionaliteit is meer algemene professionaliteit die veel meer gaat over de bij de betreffende functie of beroep behorende houding, attitude en vermogens. Dat gaat in de zorg om het vermogen een band aan te gaan, de ander niet los te laten, betrouwbaar zijn etc.

Mischa de Winter stelde toen ook dat het binnen de psychotherapie inmiddels wel bewezen was, dat het a-specifieke van veel meer betekenis is dan het specifieke. Dat brengt mij terug naar het beroep van gezinshuisouder. Je zou kunnen stellen dat het daar gaat om de professionaliteit van het a-specifieke. Het vermogen een band aan te gaan, ook met kinderen en jongeren die dat niet kunnen of willen; het vermogen aan te sluiten bij de (belevings-)wereld van de ander; op een goede manier betrokken zijn en blijven.

Gaat het er daarbij eigenlijk niet om dat je congruent blijft in de dingen die je doet en daardoor betrouwbaar blijkt? Zeggen wat je doet en doen wat je zegt. Binnen Gezinshuis.com willen we werken aan de professionalisering van het a-specifieke.

Zodat we woorden en begrippen vinden om tegen de omgeving uit te leggen dat we door betrokken te zijn, heel professioneel bezig zijn. Maar vooral om dagelijks aan die eigen professionaliteit verder te kunnen werken.

Werken aan je vermogen tot inleven, meeleven en samenleven.    

Een indicatie hoe indicaties kunnen werken……

19 februari, 2008

 De Dikke van Dale geeft als een mogelijke betekenis van het woord ‘indicatie’: ‘ziekteverschijnsel dat aanleiding is voor een bepaalde behandeling’                

Wanneer je de informatieportals van verschillende Bureaus Jeugdzorg erop nakijkt, dan lijkt indicatiestelling laagdrempelig en klantgericht. Zo staat op de website van BJZ Gelderland:

‘Wanneer een probleem met een jeugdige wordt gemeld, wordt eerst naar de ernst van het probleem gekeken. Als het probleem zo ernstig is dat er wel meteen iets moet gebeuren, dan wordt die hulp ook meteen geboden. Meestal is het gelukkig niet nodig om direct hulp te bieden. Een contactpersoon van Bureau Jeugdzorg Gelderland heeft dan een eerste gesprek met de jeugdige en zijn ouders. Soms kan de contactpersoon dan al vaststellen wat de jeugdige nodig heeft. Soms zijn er meer gesprekken of psychologische onderzoeken voor nodig.
De contactpersoon schrijft vervolgens in overleg met de cliënt een indicatiebesluit. Met dit besluit heeft de cliënt recht op zorg. In het besluit staat welke zorg een jeugdige nodig heeft en wie deze zorg zou kunnen bieden. Bureau Jeugdzorg Gelderland kan deze hulp zelf aanbieden, maar zal veel vaker zorgen dat een andere instelling de juiste hulp biedt. De contactpersoon van Bureau Jeugdzorg Gelderland zal de jeugdige aanmelden bij deze instelling. Hij controleert daarna of de jeugdige op tijd geholpen wordt en of de afspraken die in het indicatiebesluit vermeld staan worden uitgevoerd.’
 

De praktijk is echter vaak weerbarstig. Het komt nogal eens voor, dat het moeite kost een passende indicatie te krijgen. Wanneer er sprake is van complexe en diverse problematiek, zijn meerdere partijen betrokken bij de indicatiestelling. Deze werken vanuit een eigen referentiekader, met verschillende achterliggende richtlijnen.

Ook binnen gezinshuizen komt deze problematiek voor. We hebben besloten aan de hand van een casus te zoeken naar goede toepassingsmogelijkheden. Kan het slimmer, eenvoudiger en beter? De directe aanleiding om een bijeenkomst te organiseren was een situatie bij  GezinsKring ‘t Huys met betrekking tot de indictiestelling van een van de kinderen. Gezinskring ‘t Huys wil graag de zorg voor een kind geven met een passende ondersteuningsstructuur en de daarbij behorende financiering. Zij willen dat doen als franchisenemer van Gezinshuis.com.  De indicering is echter niet zo eenvoudig. Hoe vullen de indicaties van de verschillende indicatiebureaus (CIZ, REC en BJZ) op elkaar aan? Of niet!? 

De praktijk blijkt biezonder weerbarstig om een passende indicatie te krijgen. Binnen het werkterrein van Gezinshuis.com nemen we in toenemende mate waar, dat er kinderen zijn, die zich op het snijvlak van verschillende domeinen bevinden. Er ontstaat vaak een discrepantie tussen enerzijds (de indicatie voor) de woonbehoefte en anderzijds (de indicatie voor) de ondersteunings- / behandelingsbehoefte. En welke rol speelt de indicatie voor Speciaal Onderwijs? Tegelijkertijd merken we in de contacten met indicatiebureaus hoeveel welwillendheid er is om het goed te regelen en tegelijkertijd zijn er belemmeringen om dat voor elkaar te krijgen. We verwachten dat er steeds vaker vragen zullen rijzen rondom het passend indiceren in complexe vraagstukken. Daarom leek het ons aan de tijd een expertmeting rond dit onderwerp te organiseren. 

Het organiseren van een expertmeeting rond dit thema is een eerste indicatie dat het systeem van indicatiestelling veel te ingewikkeld is geworden. Een tweede indicatie daarvoor zijn de remmende factoren ten aanzien van indicatiestellingen. Indicatiestellingen leiden tot zorg en zorg leidt tot toenemende kosten. Toenemende kosten leiden veelal tot landelijke bemoeienis. 

Op blz 19 van het uitvoeringsprogramma jeugdzorg 2008 van de provincie Gelderland staat: ‘Landelijk loopt een traject om de kwaliteit en vergelijkbaarheid van indicaties (verder) te verbeteren. Ondermeer vanuit het oogpunt van kwaliteit, rechtszekerheid en financiering hebben de provincies afgesproken te komen tot landelijke uniformering van de indicatiestelling. In 2007 is conform de landelijke afspraken gewerkt aan de implementatie. Een aanzienlijk deel van de BJZ Gelderland medewerkers wordt geschoold om volgens deze uniforme werkwijze te werken. De provincie ondersteunt de implementatie met een incidentele subsidie van € 400.000, == In 2008 moeten de landelijk afgesproken resultaten behaald zijn. De provincie bewaakt de voortgang van dit traject.’ 

Is dat een indicatie dat er binnenkort een andere tekst over indicaties geplaatst wordt op de website van BJZ Gelderland?

Een nieuw motto…….

31 januari, 2008

‘We zijn nogal strijdbaar in onze authenticiteit…………’

Deze geweldige zin ving ik onlangs op in een gesprek met een gezinshuisouder.

‘We zijn nogal strijdbaar in onze authenticiteit….’ Daar spreekt kracht uit en vitaliteit.

Onlangs heb ik op vraag van een zorgaanbieder een quick scan verricht bij een gezinshuis. De zorgaanbieder wou heel graag gebruik blijven maken van de biezondere kwaliteiten van dit gezinshuis, maar liep in toenemende mate op tegen enkele gewoontes van de betreffende gezinshuisouders en het niet voldoen aan enkele kwaliteitseisen, zoals adequate rapportage en registratie. Tijdens de quick scan werd vrij snel duidelijk dat het om een spanningsveld ging, die ik bij meer gezinshuizen heb onderkend.

De heer en mevrouw X zijn namelijk op hun sterkst, wanneer zij zelf de regie kunnen voeren binnen hun gezinshuis en daarin ondersteund worden. Ze willen geen deel van een geheel zijn, maar een eigen onderneming.

Kort geformuleerd:

in loondienst van een organisatie en dientengevolge geconfronteerd met de huisstijl, eisen en gewoontes van de organisatie zal de samenwerking weerbarstig en contraproductief blijven

als eigen ondernemer zal energie vrijkomen en constructieve samenwerking mogelijk blijken. Binnen die context kunnen zij dan zoeken naar mogelijkheden voor passende huisvesting. Zij hebben daarbij aangegeven dat ze, voor de zaken waar zij niet sterk in zijn en waar niet hun affiniteit ligt (zoals rapportage en financiële administratie), bereid zijn om daar betaalde ondersteuning voor in te huren.

In het algemeen kreeg ik de indruk dat er een thema speelt van de regie: wie heeft waarover zeggingskracht? Enerzijds heeft de zorgaanbieder een duidelijke organisatiestructuur en herkenbare managementstijl. Van daaruit wil zij gezinshuizen aansturen. Anderzijds laat de praktijk binnen meerdere zorgorganisaties zien, dat een dergelijke benadering niet werkt bij gezinshuizen.

Gezinshuisouders zijn vaak nogal strijdbaar in hun authenticiteit, wat feitelijk betekent dat een organisatie alleen maar gebruik van een gezin(-shuis) kan maken als zij bereid is deze authenticiteit te erkennen. Schep heldere kaders, schep voorwaarden, maak concrete afspraken en zet op die manier een gezinshuis in haar kracht ten behoeve van de opgenomen jongeren.

Gezinshuisouders die nogal strijdbaar zijn in hun authenticiteit zijn ook nog eens een geweldig rolmodel voor de kinderen en jongeren.